George Hendrik Breitner (1857-1923)

细节
George Hendrik Breitner (1857-1923)

"Vier waspitten": Four maids on a bridge in Amsterdam

signed G.H. Breitner, watercolour heightened with white on paper
66 x 95 cm

Executed circa 1893-1895
来源
G.H. Breitner, Amsterdam 1896
Mr. E. Strauss, The Hague
Collection Mr. Hidde Nyland, Dordrecht
Dr. A.F. Philips, Eindhoven; thence by descent tot the present owner
出版
Ph. Zilcken, G.H. Breitner, in: Elsevier Geïllustreerd Maandschrift, Amsterdam, 1896, deel XI, p. 302 (illus.)
J. Veth, in: G.H. Breitner, Indrukken en biografische aantekeningen van A. Pit a.o. en 90 afbeeldingen van zijne werken in photogravure, Amsterdam, p. 117 (illus.) and p. 133
Dr. A. van Schendel, Palet Serie, Breitner, 1939, p. 39 (illus.)
展览
Rotterdam, 'Kunstkring', Tentoonstelling Breitner-Karsen, 1897 cat.no.5
Amsterdam, Stedelijk Museum, G.H. Breitner, 1927, cat.no.185
The Hague, Gemeente Museum, Breitner, 10 November-9 December 1928, cat.no. 122 (illus)
Amsterdam, Stedelijk Museum, G.H. Breitner, 1933, cat.no. 4
Amsterdam, Stedelijk Museum, G.H. Breitner, 1947, cat.no. 188

拍品专文

Between 1893 and 1896 Breitner worked in a studio at the Lauriersgracht in Amsterdam.
Very soon he began to execute his typical Amsterdam townview scenes with or without staffage.
"Hij is vertrouwd met de stad en zonnige plekken en situaties heeft hij geheel in zijn geheugen geprent. Hij weet hoe een beweeglijke menigte zich over de Dam verspreidt, hoe de dienstmeisjes gearmd langs de winkelruiten gaan."
(cf. A. van Schendel, p. 39)

He often wandered through the streets of Amsterdam to find suitable models for his pictures and watercolours.
In a letter to his friend, the painter H.J. van der Weele, he wrote:
"Ik heb tegenwoordig een zee van modellen. Iedere vrouw die ik op straat aanspreek, vat het nog al goed op, ik heb nog nooit zoo iets bijgewoond, anders schelden ze mij altijd uit. (cf. A.B. Osterholt, Breitner en zijn foto's, Amsterdam 1974)
According to another friend, the engraver Ph. Zilcken, Breitner chose the subject-matter of girls in a street primarily because of colour and tone:"... zijn Amsterdamsche meisjes enz. zijn zeker dikwijls gekozen om de types ook, maar altijd, in de eerste plaats om het kleur- en toongeheel, om de tegenstellingen die hem opvielen, troffen en de aanleiding waren, om zijne compositie uit te werken .
...En zo weet Breitner beter dan vele anderen, het karakter, het leven uit te drukken (cf. Ph. Zilcken 1896, p.302)
Hammacher on this characteristic category in Breitner's work:
"Hij vindt dan vooral de levende pracht van de gearmd over straat gaande vrouwen. Niet moe wordt hij deze gearmd gaanden te teekenen, soms met helder blauw of rood van pastel, dan weer ze te schilderen, als het herfst, winter of zomer is in de stad, bij sneeuw, regen, wind of zon. Hij kan er niet genoeg van krijgen. Over de bruggen ziet hij ze gaan, getweeën of gedrieën, de meiden van de waskaarsenfabriek, dienstmeiden die boodschappen gaan doen, de koffiepikster of vrouwen van minder eerbare beroepen, loerend, wachtend op den buitenman, den kantoorklerk of den ,,heer''. Struische sloeries, met den gang van het werk en het levenstuwend in de lichamen, één met de stad, net de keien waarover de voeten schuiven, met de huizen, waar zij nooit los van worden, de stinkende, wegrottende huizen, die zij altijd om zich heen hebben en in zich voelen en die door de jaren heen de facie hebben gekregen van de geslachten die er in leefden en hun sporen daarin achterlieten. Die eenheid van de huizen en de vrouwen in de donkere stad, die levenskracht en vastheid van gaan, straf van lijn, bonkig van vorm; een donkere eenheid van gearmd samengaan, in den winter verkleumd zich warmend aan elkanders lijven, in den zomerschen wind of in kletsenden regen, losser en ontstuimiger zwieren in de volle ruimte, als zeevolk op het schip, vast op de voeten, altijd wat zwaar op de beenen, zoo heeft Breitner het vrouwvolk van Amsterdam gezien en als schilder geschapen in de eenheid met de stad, die als geen andere stad in Europa een kleurig donker bezit, bronzig als het grachtewater, vochtig-zwart als kledervloeren."
(Cf. A.H. Hammacher, Amsterdamsche Impressionisten en hun kring, 1941, p.85-86)
In his book "XIX de Eeuwsche Hollandsche Schilderkunst". Plasschaert considers this subject-matter to be one of the most wonderful themes within Breitner's oeuvre:"Als hij die meiden schildert, of teekent in waterverf, met de zwarte likken haar, met de dassen rond den nek, met de armoedige bovenlijven, op bruggen gezien tegenover een in vochten nevel niet meer duidelijk stadsgedeelte, dan wierd daarin meer bereikt dan in sommige stukken van zijn cavallerie".
(Alb.Plasschaert, p. 55-56)
Finally the art-critic Jan Veth writes admiringly on our watercolour:"de grandiose teekening van de Amsterdamsche waspitten" (Cf. J. Veth, p. 133).
This watercolour shows that Breitner was a very good dilettant photographer aswell.
The way the watercolour is executed, mainly its perspective, points clearly to his use of photos as preliminary studies for his compositions.

See colour illustration